homeFortrijnauwen.nl

 

NSB-kamp Rhijnauwen zat vol met ‘foute’ Utrechters

Vele honderden, mogelijk duizenden, ‘foute’ Utrechters hebben na de oorlog, in afwachting van hun berechting, vastgezeten in Kamp Rhijnauwen. Dit zogeheten NSB-kamp werd na de bevrijding in allerijl opgebouwd om de vele landverraders en collaborateurs op te sluiten.

De verschillende plekken in de stad, waar gevangenen werden vastgehouden, zaten zo goed als vol. Op last van het militaire gezag werd daarom een groot kamp gebouwd op een stuk weiland net buiten de stad. Mannenkamp Kamp Rhijnauwen betrof een mannenkamp met 22 houten barakken voor gevangenen en 13 gebouwen voor bewakers en personeel (onder wie koks, verplegers, telefonisten, administrateurs, secretaresses, opzichter, predikant en kamparts).

Het kamp heeft van september 1945 tot januari 1948 dienst gedaan. In de eerste maand zaten er 842 gevangenen. Deze groep kwam van Fort de Bilt, dat werd ingericht als vrouwenkamp.

Over Kamp Rhijnauwen is weinig bekend. ,,Het kamp is uit het collectieve geheugen verdwenen’’, zegt Terlingen. De onderzoeker heeft zijn informatie deels gevonden in het Nationaal Archief in Den Haag.

Na 1948 is het kamp met vier wachttorens ontmanteld en zijn de houten barakken verkocht en hergebruikt. In het landschap zijn er geen overblijfselen, die aan het kamp herinneren. ‘Slechts een kastanjeboom die bij de bouw van het kamp is geplant, herinnert aan het kamp’, zo schreef een oud-buurtbewoner aan Terlingen.

Vooraanstaande NSB’ers werden in het kamp ondergebracht, onder wie de collaborerende burgemeester Cornelis van Ravenswaay, zijn wethouders, de Utrechtse politietop en een aantal leden van de beruchte ‘jodenploeg’, dat waren politieagenten die in Utrecht joden opspoorden.

In het begeleidend artikel in het blad Oud Utrecht schrijft Terlingen dat de gevangenen – in juni 1946 waren dat er 1447 – te werk werden gesteld op het land of bij bedrijven.

Niet lachen of zingen

Gevangenen mochten niet lachen, zingen of fluiten tijdens het werk en nooit ongevraagd het personeel aanspreken. Iedere boer in de omgeving kreeg gedetineerden aangewezen als knecht voor het graven van greppels of snoeien van bomen. Ook bij grote projecten op Fort Rhijnauwen, bij metaalwarenfabriek Meijer & Greeve, op landgoed Boeschoten in de Bilt en bij autobedrijf Jongerius werden gevangenen ingezet.

In het kamp ging het er nogal chaotisch aan toe. Er waren tal van misstanden en incidenten. Verschillende gedetineerden, onder wie oud-SS’ers, wisten te vluchten, maar konden weer worden opgepakt.

Tijdens een incident in Bunnik in juli 1946, waar een voetbalveld werd aangelegd en waarbij één van de gevangenen ontsnapte, werd een 9- jongetje per ongeluk doodgeschoten. De vluchter werd alsnog gepakt en de twee bewakers ontslagen.

Bewakers waren veelal vrijwilligers, die geen ervaring hadden met het bewaken van en omgaan met gevangenen. Hoe ze met wapens moesten omgaan, wisten ze niet. In een inspectierapport wordt gemeld dat de bewakers ‘op kwistige wijze omgaan met hun wapens. Het schieten op vogels en vissen wordt als de normaalste zaak van de wereld beschouwd.

De meeste bewakers kenden de gevangenen van kinds af aan, waardoor er een familiaire band ontstond.’

Concerten en films

Ter ontspanning was er voor de gevangenen een programma, variërend van lezingen, concerten, films en theatervoorstellingen. Ook waren er cursussen en vonden er kerkdiensten plaats in het kamp.

Toen het kamp begin 1948 werd gesloten, kocht de gemeente Utrecht vijf barakken. Drie barakken gingen fungeren als noodschool, één als noodgarage voor de politie bij het hoofdbureau Paardenveld en één als tijdelijke politieschool achter de Croeselaan.

In deze 56 meter lange en 16 meter brede barak kwamen leslokalen en een gymnastiekzaal. Na het vertrek van de politieschool in 1960 werd de ruimte onder andere gebruikt als noodlokaal voor de ULO. Pas in 1978 werd deze voormalige Rhijnauwen-barak afgebroken.

Peter van de Vusse  16-04-20, AD.


 

Lees verder: Het fort in de 2e Wereldoorlog